“Als god niet bestaat, is alles geoorloofd,” is de
boodschap die de Russische schrijver Dostojevski in de 19e eeuw meegaf in De
gebroeders Karamazov. Hij verwoordde daarmee de nog altijd breed gedragen
gedachte dat als er geen god is, er geen fundament is voor onze moraal. Ook
‘filosoof’ Rik Peels en theoloog Stefan Paas betogen dit in hun boek God
bewijzen, dat verscheen in 2013. Voor velen is dit op het eerste gezicht
een logische gedachtegang. Uit nadere analyse van de argumentatie blijkt echter
dat de redenering geen hout snijdt. Het geloof in god is vaak juist een bron
van kwaad. Voor de juiste moraal, is autonoom denken van essentieel belang. We
dienen ons handelen te rechtvaardigen tegenover onze medemens, niet tegenover
iets anders.
Dostojevski waarschuwt
dat we bij de afwezigheid van geloof in (de christelijke) god, elkaar de
hersens in zullen slaan. Zonder godsgeloof, kunnen we niet meer stellen wat
goed en kwaad is. Bovendien is er geen motivatie meer om het goede boven het
kwade te verkiezen, omdat er niemand over ons zal oordelen. Een dergelijke
redenering duiden we aan met het begrip heteronome ethiek. Het antwoord op de
vraag wat goed handelen is, wordt gegeven door te verwijzen naar iets of iemand
anders (bijvoorbeeld met de frase: “omdat het in mijn heilige boek staat”).
Deze heteronome ethiek blijkt problematisch, omdat zij kan leiden – en vaak ook
daadwerkelijk leidt – tot immoreel gedrag. Het antwoord op de vraag wat goed
handelen is, kan alleen gegeven worden door zelf argumenten te geven, door vrijdenken.
Dit duiden we aan met autonome ethiek. Vrijdenken leidt niet automatisch tot
ethisch handelen, maar het biedt de mogelijkheid argumenten tegen elkaar af te
wegen; uiteindelijk zullen de beste argumenten het moeten winnen. Heteronome
ethiek kan niet leiden tot ethisch handelen, omdat er geen rechtvaardiging
wordt gegeven voor gedrag, maar slechts wordt verwezen naar iets of iemand
anders. Heteronome ethiek kent geen vooruitgang; er is geen afweging van
argumenten mogelijk.
Het belang van autonome
ethiek kan verder verduidelijkt worden door dieper in te gaan op het
problematische aan heteronome ethiek, zoals het belang van vrede verduidelijkt
wordt door de tragiek van een oorlog. Een definitie van ethisch handelen is
hiermee niet verkregen, maar deze is simpelweg niet te vangen in een paar
regels. Het is makkelijker aan te geven wat onethisch handelen is dan wat
ethisch handelen is, zoals het makkelijker is aan te geven wat oorlog is, dan
wat vrede is.
Wanneer we het idee dat god noodzakelijk is voor moraal
toetsen, blijft het niet overeind. In werkelijkheid blijkt het
tegenovergestelde. Juist het concept god wordt op grote schaal gebruikt om
immoreel handelen te rechtvaardigen. Oorlogen, kruistochten, moord en slavernij
werden eeuwenlang ‘gerechtvaardigd’ door te verwijzen naar een opperwezen. Ook
vandaag de dag vindt immoreel handelen in de naam van god nog altijd op grote
schaal plaats. Terreuraanslagen, de doodstraf op (het uiten van) homoseksualiteit
en het stenigen van buitenechtelijk zwangere vrouwen, zijn hier voorbeelden
van. Maar ook dichterbij ons zijn er immorele praktijken die slechts worden
uitgevoerd en gerechtvaardigd vanwege hun religieuze grondslag. Zo is
jongensbesnijdenis in Nederland nog altijd toegestaan. Deze praktijk is minder
extreem dan moord en terreur, maar evenzo immoreel. Immers, zonder dat een
individu hier iets over te zeggen heeft, wordt het onnodig en onomkeerbaar
schade aangedaan. De enige reden dat dit gebeurt, is het geloof van de ouders
van de kinderen die besneden worden. Rituele slacht is een ander actueel
voorbeeld van een immorele praktijk, die religieuzen trachten te rechtvaardigen
door te verwijzen naar hun heilige boeken. Ook hier gaat het om het onnodig
schaden van anderen, in dit geval dieren. Hoewel alle religieuze personen,
ouders en andere mensen, mogen geloven wat ze willen, ook al is er geen enkele
goede reden voor, zij mogen nooit een ander onnodig schaden. Een ander schaden
in naam van god, betekent altijd onnodig schaden.
Helaas zijn er gevaarlijke ideeën die het
tegenovergestelde betogen. Moreel relativisme is een houding die ik veelvuldig
tegenkom, ook onder de hoogopgeleide mens. Zo gaf ik een aantal jaar geleden
als student bij een cursus over mensenrechten een presentatie over
vrouwenbesnijdenis, argumenterend dat de Verenigde Naties zich in moeten zetten
om hier einde aan te maken. Ik kreeg de wind van voren. Mijn docent
argumenteerde dat een vrouw in bepaalde culturen beter wel besneden kan worden,
omdat in culturen waarin vrouwenbesnijdenis plaatsvindt, een onbesneden vrouw
niets waard is omdat ze niet huwbaar is en niet voor haarzelf kan zorgen. “Het
spijt me,” was mijn antwoord op haar repliek, “maar dan is die cultuur
verkeerd”. Vrouwen die dreigen besneden te worden, moeten worden beschermd. De
cultuur waarin vrouwen besneden worden, verdient geen respect en moet niet
worden beschermd. Ik word woedend wanneer ik een opinieartikel lees, waarin
beargumenteerd wordt dat het goed zou zijn als we ook in Nederland een milde
vorm van vrouwenbesnijdenis moeten toestaan, onder het mom van tolerantie voor
de traditie en religie van anderen en feit dat we er dan controle over hebben.
Slavernij staan we ook niet een beetje toe. Traditie en religie verdient geen
tolerantie of bescherming, het individu verdient dat. Aan een ander kom je
niet. Ook niet aan je eigen kind. Het feit dat jongensbesnijdenis nog altijd is
toegestaan in Nederland, is dan ook een schandvlek op onze moraal.
De kern van het probleem bij heteronome ethiek is het
niet-vrijdenken. Antwoorden op ethische vragen worden niet verkregen door te
argumenteren, maar door te verwijzen. Religieuze gehoorzaamheid is
problematisch. De drie grote monotheïstische godsdiensten – het christendom, de
islam en het jodendom – kennen allen vanuit hun heilige boeken het verhaal van
Abraham die zijn zoon moet offeren. Abraham wil dit gaan doen, omdat zijn god
dit van hem vraagt, maar op het moment dat Abraham zijn mes heft, grijpt god
in. De heilige boeken vragen om gehoorzaamheid en het verhaal van Abraham laat
zien waar dit toe leidt: de bereidheid om te moorden, zelfs als het je eigen
kind betreft. In het verhaal grijpt god in, maar wanneer vandaag de dag een
aanslag wordt gepleegd, zien we geen interveniërende god.
Heteronome ethiek kan evengoed seculier zijn. Verwijzen
kan naar een god, maar ook naar een andere bron. Adolf Eichmann, in de Tweede
Wereldoorlog verantwoordelijk voor de transporten van joden naar een zekere
dood in de gaskamers van de vernietigingskampen, verdedigde zijn daden door
middel van de beveltheorie. Hij argumenteerde niet, maar verwees naar de
bevelen die hij kreeg. Religieus of seculier, het probleem is dat door
heteronome ethiek toe te passen, men zich verschuilt achter ‘wat opgedragen is’.
Niet-vrijdenken is een gevaar voor de moraal. Vrijdenken
is noodzakelijk voor de juiste moraal. Maar waaruit bestaat dit vrijdenken?
Vrijdenken is allereerst de afwezigheid van heteronome ethiek, van het
verschuilen achter het verwijzen, maar vrijdenken is meer dan dat alleen.
Vrijdenken is een methode om tot de juiste moraal te komen. Een eenvoudige
methode is dit niet, het vraagt om kritische reflectie, maar ook om het
toepassen van de ongemakkelijke conclusies van deze reflectie die soms ingaan
tegen de sociale norm. Vrijdenken is het actief speuren naar blinde vlekken in
de moraal. Vrijdenken is oordelen over zaken die immoreel zijn. Maar vrijdenken
is bovenal een zelfkritische houding. Er is een bijbelse uitspraak die
vrijdenkers aan moet spreken. Jezus stelt er dat als je naar een ander wijst,
er altijd drie vingers naar jezelf wijzen. De boodschap hierachter is dat je
voorzichtig moet zijn in het veroordelen van de daden van een ander en bovenal
je eigen daden kritisch moet onderzoeken. Vrijdenken betekent niet dat je
voorzichtig moet zijn in het veroordelen van anderen. Integendeel, immorele
zaken moeten veroordeeld worden. Jongensbesnijdenis en rituele slacht zijn
onnodig leed aan anderen en dus immoreel. Vrijdenken betekent ook – en daarom
is de uitspraak van Jezus toepasselijk – je eigen handelen kritisch onderwerpen
aan morele reflectie. Een vrijdenker onderzoekt de valkuilen in het eigen
denken, hoe oncomfortabel dat ook is; want dat kan het zijn, te ontdekken dat
je eigen handelen ethisch niet verantwoord kan worden.
Anderen onnodig schaden is onverdedigbaar. Een vrijdenker
denkt vrij van dogma’s, maar gebruikt gefundeerde ethische axioma’s om zijn
handelen aan reflectie te kunnen onderwerpen. Een vrijdenker is een liberaal:
vrij tot het punt waar een ander zijn of haar vrijheid wordt aangetast, tot het
punt waar een ander geschaad wordt. Dit kan eenvoudiger lijken dan het is. Soms
schaden we anderen namelijk zonder het te weten en zonder er bij stil te staan.
De vrijdenker blijft daarom niet comfortabel achteroverleunen, maar overdenkt
zijn eigen handelen actief en kritisch.
Eerder heb ik de rituele slacht genoemd als voorbeeld van
een immorele praktijk. Als u het met mij eens bent dat rituele slacht verboden
moet zijn, omdat het onnodig leed veroorzaakt, dan doen dieren ertoe. Dieren
kunnen lijden en u bent het me mee eens dat ze onnodig laten lijden niet
gerechtvaardigd wordt door het argument van religieuze traditie. Waarom
rechtvaardigt smaaksensatie, seculiere traditie, de macht der gewoonte of
kiezen voor het gemak dat dan wel? Dieren lijden niet alleen als ze ritueel
geslacht worden. Geslacht worden is lijden. De bio-industrie is leed. Onnodig
leed. Tegen ritueel slachten zijn en tegelijk vlees is dan ook een morele
dissonantie. Wie dat doet, doet niks anders dan de gelovige pesten, zonder zelf
de consequenties van morele reflectie te aanvaarden.
Wie een ander veroordeelt, maar zichzelf niet
onderwerpt aan kritische reflectie, is geen vrijdenker. De vrijdenker moet
oordelen. Maar die oordelen verliezen waarde wanneer de vrijdenker zichzelf
veilig waant, denkend te kunnen ontsnappen aan kritische reflectie, niet bereid
zijnde het eigen denken en handelen aan deze reflectie te onderwerpen.